Leuk dat u hier bent
In oktober 2008 is Voorbij Mels uitgekomen. 'Licht literair, edgy, spannend en ontroerend,' zegt de uitgever dan. Op deze blog vindt u verhaal-fragmenten, cliffhangers, bloopers en wat onzin uit mijn dagelijkse leven. Het debutantenpad gaat niet altijd over rozen.

maandag 29 september 2008

Óvermorgen


Vraag me niet hoe het komt, het duurt nog twee dagen voor het boek in de winkel ligt. Overmorgen, woensdag 1 oktober, kán het er zijn. Grote kans, maar pin me er niet op vast. Ondertussen lag hier gisterenavond bij de post het eerste exemplaar op me te wachten. Haastig maakte ik de dikke envelop open, het boek schoof in mijn hand. Een echt boek, met mijn naam erop en teksten die ik op deze laptop getikt heb. Tijdens een van de vele uren dat ik op de bank zat, koffiedronk bij Starbucks in Hong Kong of op mijn bed lag.
Ik bladerde er haastig doorheen om een paar passages te lezen. Om het daarna snel weer terug te leggen op tafel. Het was alsof ik me eraan kon verbranden.
Mijn lief keek me verbaasd aan, met een liefdevol gebaar pakte hij het weer op. 'Wat ben jij een koude kikker.' Verrast las hij dat ik het boek aan hem had opgedragen. 'Hé, wat is dit?'
Natuurlijk was deze koude kikker wel gelukkig. Het omslag was mooi, in alles leek het op een boek. Ik ben dol op boeken, op deze nog even wat meer. Maar het is zoals vanochtend een agent van non-fictie tegen me zei. Je kruipt niet met een glas wijn op de bank om je eigen boek te lezen.

vrijdag 26 september 2008

En nu moet ik rennen

Op naar de hei. Het boek is er nog niet, misschien over een uur, misschien over twee, misschien over vierentwintig. O ja, handig: http://www.leesditboek.nl/voorbij-mels/kortingsbon.php. Fijn weekend!

donderdag 25 september 2008

Morgen

Morgen levert de drukker bij de uitgever de eerste gedrukte exemplaren van mijn boek af. Ik krijg het er nu al warm van. Objectief gezien is dat best fijn, ik heb net namelijk een half uur op een hele koude Nieuwezijds Voorburgwal gestaan. Wachtend op de bus- en een juf - en een kindje -voor het eerste schoolreisje van mijn blije, springende kleuter die voor mijn ogen een soort acute vorm van adhd ontwikkelde. De gillende rondkrioelende minimensjes hadden rode wangen van opwinding, maar hun moeders stampten met hun voeten tegen de kou. Tot ik op de fiets terug weer aan het boek dacht. Morgen dus.
Ik vraag me of ik er in durf te lezen. Het duurde namelijk ook vier dagen voor ik de pdf met de definitieve drukproef durfde te openen. 'Chicken,' zei mijn redacteur. En ze had gelijk, zelfs na die vier dagen wachten, haakte ik al na drie alinea's af. Ik zag alleen maar missers. Oké, objectief gezien waren het geen fouten. Maar subjectief gezien wel, die zinnen moesten echt héél anders. (Die verhaalfragmenten hiernaast komen ook niet uit die pdf, maar uit een argeloos Word-bestandje waar ik het niet zo benauwd van krijg).
Morgen. Om 1 uur 's middags verlaat ik de stad voor een luxe hut op de Drentse hei. Als die drukker een beetje laat is, kan het dus nog tot maandag duren. Want in Nooitgedacht is natuurlijk geen boekhandel.

maandag 22 september 2008

Grap


Waar haalde ik het vandaan? Niet meer nerveus?

Zesde fragment


Sinds mijn opa was overleden, had Wigbold zichzelf de rol toebedeeld van pater familias. Niet dat daar ook maar enige behoefte aan was. Als mijn zachtaardige, progressieve vader op ecologische wandelschoenen iets kon missen, waren het Wigbolds ongevraagde beleggingsadviezen en zijn uitgebreide verhalen over de sterrenkok tijdens zijn kapitale vakantietrip naar Antarctica. Geen groter contrast dan dat tussen Wigbold en mijn vader. Ik vroeg me weleens af bij wie van hen ik het beste paste. Dan voelde ik me schuldig; mijn moeder als buddy voor asielzoeksters met hiv, mijn vaders werk voor een voedselbank, mijn zus: ook al zo’n weldoener. Wat deed ik, koekoeksjong, om de wereld beter te maken? Fijne feestjes geven?

zondag 21 september 2008

Rock & Roll

Opeens ben ik niet meer zenuwachtig. Misschien kan het ook wel niet, mezelf vierentwintig uur per dag gek maken omdat er straks wellicht geen hond het boek koopt. Of dat jullie er met z'n allen geen bal aan vinden. Dat mijn moeder zich rot schrikt omdat er seks&drugs&rock&roll in voorkomen. Dat er op Bol.com allemaal miserabele beoordelingen verschijnen. Dat er op Bol helemaal geen beoordelingen verschijnen.
Ik heb de hele mikmak zo vaak herkauwd dat het allemaal loze gedachten zijn geworden. Ik ben er klaar mee. Hoera. Even kijken hoe ik dit vasthoud, de komende tijd.
(En dat van die seksendrugsenrock&roll ? Dat heb ik ons mam maar gewoon even verteld. Al heeft ze nog niks gelezen. Want daar kreeg ik het dan toch benauwd van, zo vlak voor de verschijningsdatum.)

City Spa


Niemand had meer haast in mijn buurt, mensen slenterden over straat. De herfstzon scheen zacht, er was geen wind, op de gracht tufte een oude sloep langzaam voorbij. In de verte klonk het bedaarde hoefgetrappel van een Friese knol die toeristen rondreed in een rijtuig. De buurjongens trapten tegen een bal en mijn kleuter fietste wiebelend en trots voor het eerst zonder zijwieltjes op straat. Autoloze zondag in Amsterdam. Alsof de hele stad een dagje zalig achteroverleunde, met een oude plaat van Billie Holiday op de achtergrond.

vrijdag 19 september 2008

Lonkend in hun donkerblauwe shirtjes

Gisteren schreef ik een huis- tuin en tandartsenblog. Dat was een overtreding, ik zou hier alleen schrijven over het boek en wat daar bijhoort. Maar er gebeurt even niet zo veel, qua boek. Er lopen dingen, binnenkort geef ik zowaar mijn eerste interviews, ik ben een boekborrel aan het organiseren en verder is het nog een dikke week afwachten. Vreemd. En over die vreemdheid zelf wil ik ook niet schrijven, want dan vergroot ik het alleen maar.
Zojuist zat ik dus aan mijn tafel mijn huis, tuin- en keukenkrant te lezen: De Amsterdamse brandweer heeft een poes gered. De poes zat klem tussen een kanteldeurtje (wat is dat?) op de achtste verdieping van een flat in West. Bazinnetje niet thuis, dus de brandweer rukte uit. Met de ladderwagen.
Nu verkeer ik in de situatie dat ik die grote brandweermannen regelmatig lonkend en zwetend in hun donkerblauwe shirtjes door het Vondelpark zie rennen. Je denkt altijd dat het zweetplekken zijn daar onder die bonkige armen, maar het schijnt pure testosteron te zijn wat ze transpireren. Manniger dan dit krijg je ze niet. En natuurlijk was heelzieligvoordiepoes achenweedatarmediertje, maar wat dacht die gozer? In zijn zwarte brandweeroverall met gele strepen, terwijl hij die poes uit het kanteldeurtje redde?

donderdag 18 september 2008

Boon

In het dorp waar ik vandaan kom, waren de tandartsen een beetje vreemd. Toen ik klein was, hadden we de tandarts waarvan iedereen zei dat hij aan het einde van zijn werkweek naar de gevangenis ging. Belastingfraude.
Een paar jaar later zat er weer een andere tandarts. Laten we hem hier maar even Boon noemen, want zo heette hij namelijk. Boon was bijzonder. Als er een gaatje moest gevuld, verdoofde hij je nooit. Verdoven was voor watjes. Ik was zestien en geloofde hem.
Boon droeg ook nooit latex handschoenen. Hij had een speciale spray die zijn handen net zo goed beschermde als rubber. Ik was zestien en wist dat dit niet kon.
Ik verhuisde naar Amsterdam. Ik kreeg een nieuwe tandarts, zijn naam ben ik vergeten. Deze tandarts droeg lasbrillen en handschoenen. Hij maakte een foto van mijn kiezen. ‘Hier zie je dat de vulling tussen je twee achterste tanden helemaal doorloopt. Je tandarts heeft er als het ware één enorme kiesvan gemaakt.’
Over een half uur moet ik weer naar de tandarts. Deze tandarts heet Eddo. Eddo mijn held. Tijdens zijn wortelkanaalbehandeling heb ik gewoon een half uur in die stoel liggen snurken. Iedereen die mij kent weet dat ik de slechtste slaper van de wereld ben, maar Eddo zit aan mijn tanden en ik ben weg. Zo meteen krijg ik van hem een kroon. Oké, een kroon klinkt niet heel cool, maar mijn kiezen hebben vroeger wat te verduren gehad.
En Boon? Boon kreeg de griep. De griep werd erger en erger, echt, Boontje was heel ziek. Maar Boon ging niet naar de dokter. De dokter was voor watjes. De griep sloeg op zijn hartkleppen. En toen ging hij dood.
En nu moet ik rennen, anders kom ik te laat bij Eddo.

dinsdag 16 september 2008

Vijfde fragment

Het was de eerste dag van die winter dat het sneeuwde. Ik trok mijn jas dichter om me heen. Terwijl ik door de schuifdeur naar binnen liep, stampte ik de sneeuw van mijn voeten. ‘Loop maar door naar boven,’ zei de receptioniste. ‘Kamer 404. Ze wachten al op u.’
Twee andere bureaus hadden hun plan al gepresenteerd. Eigenlijk zou ik samen met Pepijn zijn gegaan, maar die zat bij de Eerste Hulp. ‘Zo stom. Uitgegleden, op een brug,’ had hij door de telefoon gezegd. Ik had een afspraak met twee mannen van de directie. Een blonde man in een blauw pak stond op en gaf me een hand. Veertiger, grijze ogen, hockeytype, ik schudde hem de hand. Edzard Jurriens, de commercieel directeur. ‘Gaat u zitten. De receptioniste vertelde al dat u alleen kwam. Mels Wijnberg is even van zijn plek. Kan ik uw jas aannemen?’
‘Graag.’
‘Mels is onze directeur marketing en pr Benelux. U hebt elkaar toch al eerder gesproken?’
‘Alleen telefonisch, hij heeft ons vanuit het buitenland gebrieft.’ Ik dacht terug aan de briefing. Mels Wijnberg had ons gebeld. Ik had aan Pepijns bureau gezeten en via de speakerphone hadden we hem uitgebreid gesproken. Zijn stem was laag en warm. Uitnodigend, uitdagend misschien. Terwijl ik luisterde waren mijn ogen afgedwaald naar de rode amaryllissen op Pepijns bureau, hun kelken waren wijd geopend.
De deur ging open. ‘Ha, daar is Mels.’
Ik draaide mijn hoofd naar de deuropening en stond op uit mijn stoel. Een lange, donkere man liep op me af en stak zijn hand naar me uit. ‘Mels Wijnberg.’
Mijn hart miste een slag. God, hij was mooi. ‘Welkom. Fijn dat u er bent.’ Hij glimlachte naar me alsof het eigenlijk geen bal uitmaakte wat ik zo te vertellen had.
Weer probeerde ik te slikken. ‘Dank u wel.’

Mels Wijnberg dronk koffie, uit een wit kantoorkopje. En hij bracht me compleet van mijn stuk. Zonder dat ik ook me ook maar enigszins verzette, zat hij al vanaf die eerste ochtend tot in mijn bloed. Later zou ik mezelf afvragen of het liefde op het eerste gezicht was geweest? Maar het was eerder een blijk van herkenning van iemand die belangrijk voor me zou worden.

In de wolken

De zomer was voorbij, maar de zon scheen fel. Ik had het warm in mijn wollen vest. Aan het stuur van mijn fiets hing een papieren tas. Daarin zaten de eerste zestig pagina’s van mijn manuscript. Verpakt in een mooie doos, met dun vloeipapier erom heen, alsof het een zijden jurkje van Armani was. Ik trapte stevig door, de lange brug bij de Piet Heinkade op. Ik haalde twee slingerdende meisjes in. Ze droegen lage heupbroeken en korte jasjes, hun ruggen waren wit en bloot.
Vorig jaar was ik ook in gesprek geweest met een uitgever, na lang wikken en wegen was dat op niks uitgelopen. Daarna had ik het manuscript laten verstoffen op de hard disc. De afgelopen maanden was opeens het moment daar geweest: ik had het verhaal binnenstebuiten gekeerd en compleet herschreven. Ik voelde dat het tien keer beter was geworden. Maar als er geen uitgever was die het boek wilde, dan zou ik het niet af schrijven. Dan was dit boek gewoon niet meant to be. Easy piecy. Ik had al ideeën voor een nieuw verhaal.
Het kantoor van de uitgever bevond zich in op de begane grond van een mooi pand. De plafonds waren hoog, overal stonden boeken, er hingen banieren met de namen en foto’s van bekende schrijvers. Een redacteur nam mijn manuscript in ontvangst. Ze heette Linda. We maakten een praatje en stonden wat onhandig tegenover elkaar in de kantoorruimte, want dat is nou eenmaal wat je doet in grote kantoorruimtes.
Ik vond haar aardig. ‘Het kan nog wel een maand of twee duren voordat je iets hoort.’ Een week later belde ze. Nadat ze de telefoon had neergelegd, rende ik gillend een rondje door het huis.

maandag 15 september 2008

Lappenmand

Ik nies dat het een aard heeft. Ontelbaar veel verfrommelde zakdoekjes, paracetamol geslikt, branderige ogen. De zon schijnt, maar ik duik mijn bed in.

donderdag 11 september 2008

Vierde fragment

Hij heeft niets te veel gezegd, ze is mooi, duizend keer mooier dan ik. Haar huis is nog net zo’n bende als hij het beschreef in zijn mail. Ze leunt tegen een paarsgelakt kastje, haar handen voor haar borst gevouwen. De zon schijnt pal naar binnen, stofdeeltjes dwarrelen in de lucht. We staan in haar woonkamer, zijn arm raakte kort de mijne, bijna pak ik zijn hand. Even kijk ik naar hem op, onze ogen ontmoeten elkaar, een eeuwigdurende seconde lukt het niet mijn blik van hem af te wenden.
Dan laat zij iets vallen, uitdagend kijkt ze ons aan. Op haar smalle blote voeten staat ze anderhalve meter bij ons vandaan, volle mond, groene ogen met zwarte wimpers die afsteken tegen haar zongebleekte, blonde haar. Ze ruikt naar kokosolie.

Flow

Sinds ik deze blog heb, verbaas ik me over het gemak waarmee miljoenen mensen het iedere dag maar doen: dat bloggen. Ongevraagd jouw verhaaltjes de wereld in gooien. Terwijl de hele wereld er op het world wide web maar op los boert (klik voor de grap hierboven even op volgende blog – volgende blog – volgende blog – und so weiter - je weet niet wat je tegenkomt, van christelijke Hells Angel tot Chileense moeder die op ieder willekeurig moment van de dag de snottebellen van haar baby fotografeert) moet ik toch iedere keer wat overwinnen.
Ondertussen ben ik natuurlijk guilty as sin, ik ben niet alleen aan het bloggen, maar heb over twee weken ook nog eens 320 gedrukte pagina’s op mijn conto staan. Maar vanwege die schroom, heb ik dus nog niet veel verteld over het hobbelpad -karrenspoor, rollercoaster, whatever - van de debutant. En dat had ik wel beloofd. En er is idioot veel te vertellen, maar op dit moment ook even heel weinig. Dit zijn namelijk vreemd stille weken. Ik kan geen letter meer aan het boek veranderen, wat ik diep in mijn hart dolgraag wil. (Iedereen die mij kent, moet nu even lachen. Voor mij is een tekst namelijk zo’n beetje nooit af). Het boek is nog niet gedrukt, dat gebeurt nu, ergens in Nederland. En behalve samen met mijn uitgever nu onze stinkende best te doen dat het boek bekendheid krijgt, is het nu afwachten. Heel gek. Laat het gaan, relax, go with the flow. Op de een of andere manier had ik dat van tevoren niet bedacht. En ik altijd maar zeggen dat ik geen controlfreak ben.

woensdag 10 september 2008

Vijfduizend

Via Internet zag ik een journaalitem over Manuscripta, de grote boekenbeurs van het afgelopen weekend. Het komend najaar komen er vijfduizend nieuwe titels op de Nederlandse markt.
Vijfduizend? Vijfduizend.
Dat zijn natuurlijk ook de nieuwe Sonja Bakkers, Dikkie Diks, Van Dales, biografieën en Mediteren voor Dummies. Dat zijn niet alleen maar romans. Maar als je een nieuw boek wil lezen, kun je behalve Voorbij Mels uit 4999 andere boeken kiezen. Werk aan de winkel dus op deze blog. En laat ik nou net vandaag geen tijd hebben. Tot morgen!

dinsdag 9 september 2008

Derde fragment


Ik zou die dag gaan lunchen met mijn oom toen ik voor de deur van zijn kantoor plotseling Hera tegen het lijf liep. ‘Hera, dat is lang geleden!’
‘Roos, wat énig!’
Jaren geleden hadden Hera en ik samen geroeid, elke donderdagavond samen met nog twee anderen in een dubbel vier de Amstel af. ‘Werk je hier?’ vroeg ik.
‘Ja, sinds drie jaar. Ik ben directeur hr voor de Benelux. Jij?’
‘Zo, stoere functie.’
‘Goed hè.’ Ze spreidde haar arm. ‘Belangrijke spil in het bedrijf, tien man onder me, gigantische auto, megabonus, mij hoor je niet klagen.’
Ik wist meteen weer waarom het nooit wat geworden was tussen Hera en mij. ‘Leuk voor je.’
‘Maar wat doe jij hier?’
Ik vertelde over mijn opdracht. Even overwoog ik te vertellen dat mijn oom haar grote baas was. Buigend en likkend zou ze voor me op de grond zijn gevallen. Woef.
Ze keek me onderzoekend aan. ‘Werk je dan voor onze Mels?’
‘Mels Wijnberg?
Ze glimlachte als de zwarte mamba. ‘Natuurlijk, honey.’
‘Mels is mijn opdrachtgever.’
‘Dat meen je niet! Mels en ik, wij zijn zó!’ Hera legde haar wijsvingers met de oranjegelakte nagels naast elkaar en knipte ermee alsof het een heggenschaar was. ‘Zó close, dat zijn wij.’

maandag 8 september 2008

De stalkende collega

Soms hoor ik het wel eens zeggen: ‘Dat boeken schrijven is natuurlijk ook maar een eenzaam beroep.’ Nou verkeer ik niet in de gelukkige omstandigheid dat ik kan zeggen dat boeken schrijven mijn beroep is. Daarvoor moeten jullie namelijk wel erg veel Voorbij Melsen kopen, toch zeker wel tienduizend of zo. Ik mag hier dan een stijgend aantal bezoekers hebben (hallo, Den Haag – heel gezellig al die lezers daar) zo groot is mijn bekendheid natuurlijk niet.
Tot zover beroep. Hou je over: ‘Dat boeken schrijven is natuurlijk ook maar eenzaam.’ Maar dat vind ik dus niet! Als de rest van de wereld aan die 187 onbeantwoorde mails begint terwijl de stalkende collega van de binnendienst binnensluipt, zit ik in een vliegtuig naar warme oorden. Naast mij een donkere man, af en toe maken we een grap over de slechte film met Reese Whiterspoon op het scherm voor ons. Hij glimlacht naar me en we weten allebei dat het niet over de film gaat. Als ik ’s nachts vier keer kots heb opgeruimd van een ziek kind, zit ik een paar uur later achter die laptop toch maar weer totally dressed up wijn te drinken op een drukke vernissage. Een aanrader dus, dat schrijven. Niet aarzelen, gewoon doen.
Toch is er ook reden waarom ik het afraad. Ken je dat: dat je een boek hebt gelezen en dat je het doodzonde vindt dat je het al uit hebt? Nou ja. Dat dus.

vrijdag 5 september 2008

Tweede fragment

Er was een tijd dat ik Mels Wijnberg niet kende. Soms was mijn leven leuk en fijn en oké. Soms was het leeg, wilde ik alles anders – maar was dat niet onze zogenaamde tragedie, The Thirty Something People? Uitgaan, borrels, de honderden etentjes, de gesprekken over niks, het gefilosofeer over alles. Over het leven, de zin, onze vermeende spiritualiteit, ons hedonisme, de dromen, het doel, de hoop en de liefde. En o ja, de mannen natuurlijk. Eva, Sofie, Branca en ik; we dachten ons diepzinnig en vonden dat we leefden.
Eva en ik kenden elkaar al tien jaar. Het begon in de universiteitsbibliotheek waar we elke dag aan dezelfde tafel studeerden. Bruin halflang haar, één groen oog, één blauw oog, spijkerbroek, shirtje, sneakers. Toen we elkaar vervolgens elke donderdag tegenkwamen in een magische clubtempel – die jaren later tijdens een apocalyptische brand overigens ter ziele zou gaan – raakte het snel aan tussen ons. Eva was een soort heftige versie van mezelf. Luidruchtiger, liever, bitchier, ze zoop meer, ze rookte meer, alles meer, soms op het manische af.

donderdag 4 september 2008

Een beetje careless whisperen

Gisteren verstuurde ik een mailbommetje, hulp gevraagd bij een fluistercampagne om mijn boek bekendheid te geven.
Het is geweldig hoe iedereen daarop reageert. Er waren mensen die zich over het bureau naar hun collega’s bogen om het letterlijk zachtjes in hun oren te fluisteren. Maar er was ook een vriendin die riep ‘fluisteren, no way, ik schreeuw het van de daken.’ Ook fijn. Ik ben overal blij mee.
Inmiddels heb ik een teller die vriendelijk voor mij bijhoudt hoeveel hits deze blog heeft. Van die teller (van jullie dus) word ik heel blij. Het is net een grote zak snoep waar ik steeds iets uit mag pakken. En ik word niet misselijk, ieder snoepje is nog lekkerder dan het vorige.
Door al dat gefluister moest ik denken aan die plaat van George Michael, Careless Whisper. Ik geloof dat het nummer inmiddels ongelofelijk verboden is, als je het draait in een openbare gelegenheid krijg je tbs met drie jaar dwangverpleging, maar toch. Hij had het goed bekeken, die George. Maar mooi een van de meeste gedraaide liedjes uit de jaren tachtig geschreven.
Iemand anders die ook fantastisch kon fluisteren was Robert Redford. In die film. Iets met een paard en een ongeluk en een meisje en en een moeder die Robert wel zag zitten maar toch werd het niks. Heel zielig allemaal. Maar wat was hij goed, die Robert. Dat boze paard dat geestelijk helemaal van de wap was, had hij binnen een dag of wat omgefluisterd tot een soort gezellige Salinero.
Jullie kunnen het dus ook goed, dat fluisteren. Met een grote glimlach zit ik achter mijn laptop.

woensdag 3 september 2008

De ontplofte inbox

Mijn inbox is ontploft, grote dank voor het mailbombardement over deze blog. Als ik je nog niet heb geantwoord, sorry, ik doe het snel. Reageren onder de postings zelf schijnt een soort hogere wiskunde te zijn voor mensen met geduld. Of zoiets. Nou ja, ik ben dus benieuwd. Naar de eerste wiskundigen.

Het begin

Er was eens een meisje dat een boek wilde schrijven. Toen ze 7 was bracht ze het handgeschreven boekje Okki & Pim uit. 'Voor kinderen van 6 en 7 jaar.' Het meisje had niet geschreven hoe het afliep met Okki en zijn vriend, dus het boekje was geen succes. Zo'n laatste hoofdstuk vond ze verdomd ingewikkeld.
Toen het meisje groot werd, schreef ze nog steeds: grote mensenstukken over geld en woningen en banen die zouden verdwijnen. Overdag waren er vergaderingen over ongelofelijk belangrijke onderwerpen . Tijdens die vergaderingen had iedereen een mening. Dat vond ze een beetje raar. De mensen riepen dat ze het niet met de ander eens waren terwijl ze toch hetzelfde wilden. Na een werkdag tijdens die eindeloze regenachtige winter van dat jaar, had het meisje een droom. In haar droom schreef ze een boek.

dinsdag 2 september 2008

Lieve lezer


Dus nu heb ik een weblog. Over een paar weken is het zo ver, dan komt Voorbij Mels uit. Zo'n blog leek me een mooie teaser voor het boek. Een teaser en een trailer. Met verhaalfragmenten, cliffhangers en een blooper hier en daar. Geen verhalen dus over afgezoende ruzies aan het thuisfront en kinderen die spaghettislierten door hun neus opzuigen (de oudste kan het best goed, de jongste is in training), want daar ga ik mooi niks over vertellen.
Bijna iedereen zegt het: 'wat leuk, heb je een boek geschreven, dat wil ik ook nog een keer doen!' Ooit las ik dat een half miljoen Nederlanders inderdaad plannen in die richting hebben. Daarom schrijf ik hier ook over het debuteren zelf. Is het leuk of niet leuk? Lees en huiver. En o ja, vertel natuurlijk iedereen over mijn weblog. Anders vinden die half miljoen Nederlanders mijn blog potverdorie niet.

maandag 1 september 2008

Eerste fragment

Het zand schuurt haar huid. Scherp als glassplinters dringt het overal binnen, zand in haar neus, in haar oren, haar mond. De kille wind raast als een sirene langs haar lichaam, een losgewaaide pluk haar zwiept hard in haar ogen. Opnieuw haalt de storm uit, met moeite houdt ze zich staande, beschermend legt ze haar handen tegen haar buik. De man naast haar grijpt haar vast. Even denkt ze een warme gloed in zijn ogen te herkennen. Ze wil glimlachen. Zijn gezicht verstrakt, hij stopt zijn handen in zijn zakken. De leegte tussen hen hangt als een zware massa over haar lichaam.
Hij wijst naar de oceaan, zijn gezicht ziet bleek. Plotseling ontstaat er drukte op het strand, een uitgeputte jongen is alleen teruggekomen, op zoek naar hulp. Er is een surfer in problemen. Twee jongens surfen snel weg, want reddingsboten zijn hier niet, aan het einde van de wereld. God, laat het hem niet zijn. Ze rent naar de ijskoude branding. Hij roept haar, maar ze verstaat hem niet. Zijn woorden stuiven weg in de storm.